Quiz: ga je lux dineren? Ken je deze woorden?

Published On: 18 juni 2025

Het is een lust voor het oog als een lekkere maaltijd er ook geweldig uitziet, èn als je deze kunt gebruiken in een goed gezelschap in een heerlijke ambiance. De medewerkers van de horeca vinden het heerlijk om je te verwennen. Ken je de volgende termen die zij gebruiken bij deze verwennerijen? Je vindt de antwoorden onder de bietensalade en het toetje.

  1. à blanc – A: afruimen van de tafel na het hoofdgerecht. B: wit servies. C: wit tafellinnen. D. roomijs.
  2. blinis – A: toastjes voor onder kaviaar. B: soort kerstkransjes. C: kleine boekweitpannenkoekjes. D. begin van het feest.
  3. coup de main – A: hoofdgerecht. B: ronde ijsklontjes maken. C: collega’s helpen tijdens de dienst. D. het aantal uren dat aan de dienst zelf wordt gewijd.
  4. degusteren – A: controleren of een gerecht of drank op de juiste smaak, temperatuur of kwaliteit is. B: bezinksel in rode wijn afscheiden. C. schotels waarop kommen naar de zaal worden gebracht. D. schikken van gerechten volgens de regels van de serveerkunde.
  5. escaloperen – A. afhalen van gerechten in de keuken. B: in dunne plakken snijden van vlees, wild of gevogelte. C. rennen.  D. overdreven gedrag.
  6. friandises – A: koelcellen. B: losse buffetonderdelen. C. drank koelen. D. zoetigheden bij de koffie.
  7. gastronoom – A: specialist op culinair gebied. B: gastheer. C. eigenaar van een restaurant. D. degene die sterren uitdeelt.
  8. l’addition – A: een bijgerecht. B: de rekening. C. de volgende bestelronde. D. inlegvel in een menuboek.
  9. mise en place – A: tafellakens. B. algemene voorbereiding voor de dienst. C: avonddienst. D: onderhoud aan meubilair.
  10. poleren – A: nawrijven van o.a. glazen. B: wijzen van opdienen. C: gasten helpen bij het plaats nemen aan tafel. D: gerechten serveren aan de rechterzijde.

 

recipe-5@2x

 

  1. à blanc – A: afruimen van de tafel na het hoofdgerecht.
  2. blinis– C: kleine boekweitpannenkoekjes.
  3. coup de main – C: collega’s helpen tijdens de dienst.
  4. degusteren – A: controleren of een gerecht of drank op de juiste smaak, temperatuur of kwaliteit is.
  5. escaloperen – B: in dunne plakken snijden van vlees, wild of gevogelte.
  6. friandises – D. zoetigheden bij de koffie.
  7. gastronoom – A: specialist op culinair gebied.
  8. l’addition – B: de rekening
  9. mise en place – B. algemene voorbereiding voor de dienst.
  10. poleren – A: nawrijven van o.a. glazen.

 

Woordkennismeter

1-3 fijn dat u meedoet. U kunt nog veel woorden en hun betekenis ontdekken.

4-8 goed. U weet er al heel wat van.

9-10 chapeau! U bent goed op de hoogte.

 

Altijd op de hoogte

Meld je aan voor de nieuwsbrief.